Nr. 151 (Intrekking van initiatiefvoorstellen)

Zolang een initiatiefvoorstel niet door de Staten-Generaal is aangenomen of verworpen, met andere woorden tot de stemming in de Eerste Kamer, kan het worden ingetrokken (artikel 86 van de Grondwet).

Is het voorstel in behandeling bij de Tweede Kamer dan kunnen de initiatiefnemers het intrekken. Zie voor voorbeelden van een intrekkingsbrief Kamerstukken II 2018/19, 34837, nr. 11 en Kamerstukken II 2018/19, 34399, nr. 10.

Is het voorstel in behandeling bij de Eerste Kamer dan kan het lid dat door de Tweede Kamer is opgedragen het initiatiefvoorstel in de Eerste Kamer te verdedigen (zie artikel 9.26 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer) zich schriftelijk tot de Voorzitter van de Tweede Kamer richten met het verzoek de intrekking van het voorstel te bevorderen. De Tweede Kamer kan vervolgens tot intrekking besluiten. De Tweede Kamer kan een dergelijk besluit ook op initiatief van andere leden dan de initiatiefnemer of de verdedigers van het voorstel nemen (vergelijk artikel 86, eerste lid, van de Grondwet).

Het kan voorkomen dat een initiatiefvoorstel moet worden ingetrokken waarvan de eerste ondertekenaar inmiddels geen Kamerlid meer is. In dat geval treedt de eerstvolgende ondertekenaar van het voorstel in zijn plaats. Is er geen eerstvolgende ondertekenaar, of zijn alle ondertekenaars inmiddels geen Kamerlid meer, dan worden de benodigde stappen gezet door de secretaris van de fractie waar de eerste ondertekenaar deel van uitmaakte.

De brief houdende intrekking wordt gericht aan de Voorzitter van de Kamer waar het initiatiefvoorstel aanhangig is.

Het intrekken van het wetsvoorstel is overigens iets anders dan het buiten verdere behandeling laten. In het laatste geval blijft het voorstel bij de betrokken Kamer aanhangig.

De Voorzitter van de Tweede Kamer doet ook jaarlijks mededeling van de bij de Kamer aanhangige initiatiefvoorstellen waarvan geen van de initiatiefnemers meer Kamerlid is. Daarbij kunnen de initiatiefvoorstellen door de Kamer als vervallen worden beschouwd als zich niet binnen zes weken na de mededeling nieuwe initiatiefnemers aandienen (zie artikel 9.25 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer).

Laatst gewijzigd op: 28-2-2022