Nr. 61 (Advisering door de Raad van State over een nota van wijziging)

Indien het wenselijk wordt geacht dat een wetsvoorstel tijdens de behandeling in de Tweede Kamer door de regering ingrijpend wordt gewijzigd, is het uitgangspunt dat de Afdeling advisering van de Raad van State over deze wijziging wordt gehoord (Ar 7.15). Bij het beantwoorden van de vraag in welke gevallen overeenkomstig dit uitgangspunt wordt gehandeld, heeft de regering ruimte voor een zekere belangenafweging (zie de zinsnede ‘tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten' in Ar 7.15). In concreto zal die erop neerkomen dat het belang van de advisering wordt gesteld tegenover het belang van de voortgang van de behandeling van het betrokken wetsvoorstel. De ministerraad beslist over voorlegging van een ontwerpnota van wijziging aan de Afdeling. Indien wordt besloten tot een adviesaanvraag, dient deze - in aanvulling op de formele adviesaanvraag - ook via Kiwi ter kennis van de Raad van State te worden gebracht. Zie verder nr. 36. Een nota van wijziging wordt niet, zoals een wetsvoorstel, door de Koning maar door de bewindspersoon aan de Tweede Kamer gezonden. De verzending door de bewindspersoon kan pas plaatsvinden nadat van het Kabinet van de Koning bericht is ontvangen van de instemming van de Koning. Vervolgens biedt de bewindspersoon de nota van wijziging en de ondertekende toelichting met een aanbiedingsbrief (indien de nota van wijziging met de nota naar aanleiding van het verslag wordt ingestuurd uiteraard vergezeld van die nota), het advies van de Afdeling en het nader rapport aan de Tweede Kamer aan. In verband hiermee dienen in de voordracht aan de Koning ten behoeve van advisering door de Afdeling en in de slotformule van het nader rapport aangepaste formules te worden gebezigd. Zie hiervoor het model Voordracht nota van wijziging en het model Nader rapport bij nota van wijziging.

Het is mogelijk dat de Tweede Kamer alsnog een oordeel van de Afdeling wil ontvangen over een nota van wijziging als er geen advies op verzoek van de regering is uitgebracht. In dit geval kan de Kamer op grond van artikel 21a van de Wet op de Raad van State zelf een voorlichtingsverzoek doen. Dit verzoek is niet mogelijk via de bewindspersoon (vgl. Kamerstukken II 2017/18, 34801, nr. 8).

Laatst gewijzigd op: 9-3-2021