Nr. 32 (Openbaarheid van het voorstel na de ministerraad)

De openbaarheid van een voorstel van wet en de daarbij behorende memorie van toelichting die ingevolge een besluit van de ministerraad naar de Koning worden gezonden met het verzoek deze bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig te maken, wordt naar het oordeel van de Afdeling rechtspraak mede geregeerd door artikel 26, derde lid, van de Wet op de Raad van State (zie ARRS 1 november 1983, AB 1984, 257). De Afdeling Rechtspraak overwoog bij die uitspraak dat het blijkens de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van het artikel onjuist zou zijn de tekst van een ontwerp van wet waarover in de ministerraad overeenstemming is bereikt, maar waarover de Afdeling nog moet adviseren, te publiceren. Dit geldt ook indien het ontwerp tevoren al als voorontwerp was bekendgemaakt. In de praktijk betekent dit dat het aan de Afdeling toegezonden wetsvoorstel en de memorie van toelichting pas openbaar worden als het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend, tegelijk met de openbaarmaking van het advies van de Afdeling en het nader rapport (zie nr. 45 en 47). In het persbericht naar aanleiding van de aanvaarding in de ministerraad pleegt dit tot uitdrukking te worden gebracht door aan het slot de standaardzin toe te voegen: "De tekst van het wetsvoorstel en het advies van de Afdeling worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer." Is in het voortraject uitgebreid gesproken met vertegenwoordigers van belangenorganisaties en dringen zij erop aan om te weten wat er van het commentaar is verwerkt, dan kan worden overwogen deze organisaties een brief te sturen waarin ze enig inzicht wordt geboden in de aanpassingen. Indien het stuk door middel van internet in consultatie is gegaan, dan is verslaglegging van de opmerkingen op de internetconsultatiewebsite aangewezen.

Laatst gewijzigd op: 22-8-2018