2.4 Procesmatige aandachtspunten bij ambtelijke bijstand

Ambtelijke bijstand wordt bij voorkeur gestart met een verzoek van de initiatiefnemer aan de eerstverantwoordelijke bewindspersoon en een reactie hierop. Hierop volgen een startgesprek ambtelijke bijstand en vervolgoverleggen.

Verzoek om ambtelijke bijstand

De initiatiefnemer kan de eerstverantwoordelijke bewindspersoon vragen om ambtelijke bijstand (zie Ar 7.23 en Draaiboek nr. 130).[1] Bureau Wetgeving heeft hiervoor voor initiatiefnemers een modelbrief opgesteld. Bij de reactie van de eerstverantwoordelijke bewindspersoon op het verzoek kan gebruik worden gemaakt van de bij deze handreiking gevoegde modelbrief (bijlage 1).[2] In deze brief is onder meer aangegeven:

  • welke ambtenaar bijstand verleent (met contactgegevens);[3]
  • wat ambtelijke bijstand in hoofdlijnen inhoudt;
  • dat vertrouwelijkheid in acht wordt genomen;
  • dat contact kan worden opgenomen met de behandeld ambtenaar voor een startgesprek.

Het verlenen van ambtelijke bijstand door de bewindspersoon heeft gevolgen voor de departementale wetgevingscapaciteit.[4] Dit kan consequenties hebben voor de prioritering in het wetgevingsprogramma van regeringsvoorstellen. Om deze reden worden initiatiefvoorstellen in het wetgevingsprogramma vermeld en in het periodieke overleg met de bewindspersoon over dit programma aan de orde gesteld.[5]

Startgesprek ambtelijke bijstand

Voordat de behandelend ambtenaar zijn werkzaamheden begint, bespreekt hij met de initiatiefnemer wat de reikwijdte van de ambtelijke bijstand zal zijn en wat de initiatiefnemer op hoofdlijnen wel en niet kan verwachten. Uitgangspunt is dat dit gebeurt in een startgesprek ambtelijke bijstand.[6] Bij voorkeur is Bureau Wetgeving hierbij ook aanwezig.[7] In het startgesprek kunnen de initiatiefnemer, de behandelend ambtenaar en Bureau Wetgeving de verwachtingen over en weer uitspreken en afspraken maken over de werkverdeling en de planning. Bureau Wetgeving kan bijvoorbeeld de algemene aspecten van vormgeving uitwerken en de behandelend ambtenaar de onderdelen die specialistische kennis vergen op een bepaald rechtsgebied.

Onderdeel van het startgesprek kan zijn dat de behandelend ambtenaar de initiatiefnemer wijst op mogelijke alternatieven voor het initiatiefvoorstel. Deze alternatieven kunnen in bepaalde gevallen meer aangewezen zijn om het doel te bereiken dat de initiatiefnemer voor ogen heeft. Ook Bureau Wetgeving wijst de initiatiefnemer doorgaans op alternatieven. Daarbij kan worden gedacht aan een amendement op een lopend of aankomend wetsvoorstel dat op hetzelfde onderwerp betrekking heeft, of een motie waarin de regering, al dan niet op basis van een door de initiatiefnemer opgestelde initiatiefnota, wordt verzocht om een wetsvoorstel in te dienen. Een motie is vooral te overwegen bij grote wetswijzigingen (stelselwijzigingen e.d.).

De behandelend ambtenaar attendeert bij het startgesprek de initiatiefnemer op het kabinetsbeleid bij initiatiefwetgeving.[8] Het kabinet hecht er bijvoorbeeld grote waarde aan dat het wetsvoorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is en dat de financiële gevolgen en de budgettaire dekking in beeld zijn. Gedurende de fase van het opstellen van een initiatiefvoorstel zal de eerstverantwoordelijke bewindspersoon desgevraagd of op eigen initiatief de initiatiefnemer informeren over de vraag of voorzien is in budgettaire dekking van het voorstel, en zo niet, op welke wijze daarin voorzien kan worden. In verband hiermee is het wenselijk dat de initiatiefnemer vroegtijdig over deze specifieke kwestie contact opneemt met de eerstverantwoordelijke bewindspersoon, zodat deze informatie desgewenst meegewogen kan worden bij de verdere ontwikkeling van het voorstel en bij de planning en fasering van de inwerkingtreding. Het kabinet beoogt een integrale afweging van wetsvoorstellen en de gevolgen daarvan op andere onderdelen van de rijksbegroting. De juridische en wetgevingstechnische bijstand die wordt verleend en de informatie die wordt verstrekt in het kader van de ambtelijke bijstand kan bijdragen aan een voorstel dat voldoet aan de eisen die het kabinet aan wetgeving stelt.

Om het startgesprek te vergemakkelijken is als bijlage bij deze handreiking een checklist met bespreekpunten opgenomen (zie bijlage 2). Het startgesprek is ook een goede gelegenheid om de initiatiefnemer de ‘Factsheet ambtelijke bijstand initiatiefwetgeving’ (zie bijlage 3) te verstrekken. Vanuit Bureau Wetgeving wordt ook praktische informatie verstrekt over de procedure bij en de inhoud van een initiatiefvoorstel. Dit betreft het ‘Stappenplan initiatiefwetsvoorstel (Bureau Wetgeving)’ en de ‘Checklist voor (het algemeen deel van) de memorie van toelichting’.

Vervolgoverleggen

Gedurende het wetgevingstraject zullen de initiatiefnemer, de behandelend ambtenaar en Bureau Wetgeving regelmatig contact hebben over de uitwerking. Het is niet de bedoeling dat de behandelend ambtenaar beleidsmatige overleggen voert met derden namens de initiatiefnemer. Deelnemen aan een gesprek van de initiatiefnemer met derden kan nuttig zijn, bijvoorbeeld bij mogelijke consequenties voor te maken juridische keuzes. De behandelend ambtenaar maakt dan aan de derden duidelijk wat de reden is van zijn aanwezigheid en dat hij niet namens de initiatiefnemer of bewindspersoon spreekt.

Het is raadzaam dat de behandelend ambtenaar de gemaakte afspraken bij het startgesprek en alle vervolgoverleggen zoveel mogelijk schriftelijk bevestigt. Dit biedt alle betrokkenen duidelijkheid over de komende stappen en wie hierbij het voortouw heeft.

 

Voetnoten

[1] Ar 7.23: Leden van de Tweede Kamer die een initiatiefvoorstel van wet aanhangig willen maken, kunnen de betrokken bewindspersoon bijstand verzoeken bij het formuleren daarvan. Deze bijstand wordt zoveel mogelijk verleend.
[2] Bij de meeste departementen wordt het begin van de ambtelijke bijstand formeel gemarkeerd met een verzoek van het Kamerlid en een reactie hierop van de bewindspersoon, al dan niet voorafgegaan door ambtelijke contacten. In de praktijk kan het ook informeler verlopen.
[3] Het is mogelijk dat gedurende een wetgevingstraject de behandelend ambtenaar moet worden vervangen. De initiatiefnemer wordt hierover in dat geval geïnformeerd.
[4] Bij verschillende departementen wordt in dit kader voor alle wetsvoorstellen gewerkt met overzichten met inschattingen van de capaciteit voor verschillende soorten voorstellen.
[5] Met het oog op het vertrouwelijke karakter worden initiatiefvoorstellen die nog niet aanhangig zijn gemaakt bij de Tweede Kamer alleen vermeld in het wetgevingsprogramma voor de bewindspersoon en niet in andere voortgangsoverzichten.
[6] Voordat dit gesprek plaatsvindt heeft Bureau Wetgeving doorgaans al een startgesprek gehad met de initiatiefnemer.
[7] Als Bureau Wetgeving niet aanwezig is bij het startgesprek, is het raadzaam om (nogmaals) bij de initiatiefnemer na te vragen of het mogelijk is om contact op te nemen en samen te werken met Bureau Wetgeving.
[8] Zie onder meer de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari 2017 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer, Kamerstukken I 2016/17, 34550, T, en de brief van 13 juli 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Voorzitter van de Tweede Kamer en de Voorzitter van de Eerste Kamer (Kamerstukken II 2017/18 34775, nr. 86 en Kamerstukken I 2017/18, 34550, Z).

Laatst gewijzigd op: 26-11-2018